Na de studie verloren de vier vriendinnen Ineke, Geertje, Willemijn en Ans die zich destijds gekscherend ‘de rok & rollers’ noemden elkaar uit het oog. Je weet hoe dat gaat. Verliefd, verloofd, getrouwd. Je krijgt het druk met je gezin en elk heeft zo zijn eigen beslommeringen. Zo’n vijftig later ontmoeten Geertje en Willemijn (allebei weduwe) elkaar weer op de begrafenis van Ans. Beiden alleenstaand, zien ze er wel iets in om het clubje van weleer nieuw leven in te blazen. Nummer vier, Ineke, vinden ze na lang zoeken bij Warm Hart. Sindsdien treffen de drie elkaar elke week. Echtgenoot Ferd is er dolblij mee. Hij haalt de vriendinnen (zonder auto) op en neemt hen mee naar zijn vrouw Ineke.

Oude foto’s en vroege herinneringen kenschetsen de middagen. Het begint altijd met de zwart-witfoto van hen vieren, omdat Ineke die herkent: meiden in minijurk of -rok, haren in de krullers, de droogkap naast de kaptafel op de slaapkamer van Willemijns ouders. Klaar voor de dansavond. Ineke wijzend: ‘Dat zijn wij, de rok & rollers!’ Haar vriendinnen geven het standaard grappige antwoord wijzend naar de drie rollators naast hun tafeltje: ‘En op onze oude dag zijn we nog meer rok & roll.’ Elke keer weer lachen ze erom. De aanhoudende regen die hoofdschuddend door het drietal vanachter het raam wordt bekeken, deelt het verhaal van regenkapjes (om de ingedraaide kapsels te beschermen) en koude natte blote benen op de fiets. ‘Kijk eens dames’, schuift Ferd het dienblad met dampende koffie buiten het bereik van Ineke op tafel. De koekjestrommel wordt doorgegeven. De twee dames knikken naar Ineke: ‘Wat worden we weer verwend door Ferd. Houd hem maar goed vast.’ Ineke pakt zijn hand, hij kijkt haar liefdevol aan. Ze ziet zijn vochtige ogen: ‘Niet verdrietig zijn. Geertje en Willemijn zijn er ook voor jou. Ik heb het goed hier.’